Het paraberksyndroom: veelvoorkomend, soms ernstiger en grotere impact dan gedacht

Ik ben sinds 10 jaar dermatoloog in het UMCU en ben in 2013 gepromoveerd op het onderwerp voedselallergie. Ik doe onderzoek naar het verbeteren van de zorg, diagnostiek en therapie van patiënten met een voedselallergie.
In Nederland komt een voedselallergie voor appel en hazelnoot het meest voor bij volwassenen. Deze voedselallergieën zijn meestal in het kader van het paraberksyndroom, ook wel pollen food allergy syndrome (PFAS) genoemd. Het paraberksyndroom ontstaat als gevolg van een kruisreactie tussen pollen van de berkenboom (Betula verrucosa) en bepaalde plantaardige voedingsmiddelen, waaronder noten, fruit en groenten. Dit komt door structurele gelijkenis tussen het hoofd allergeen in berkenpollen (het Bet v 1) en homologe eiwitten in voedsel, zoals Cor a 1 in hazelnoten.
Geschat wordt dat ongeveer 70% van de patiënten met een berkenpollen allergie ook een paraberksyndroom ontwikkelt. De klachten gerelateerd aan het paraberksyndroom zijn meestal mild en bestaan uit jeuk en tintelingen in de mond en een gevoel van zwelling in de keel na het eten van fruit en noten uit de rosacea familie (steenvruchten), zoals appel, perzik, peer, pruim, hazelnoot, walnoot en amandel. De klachten zijn meestal mild omdat de eiwitten die een paraberksyndroom veroorzaken vaak niet hittestabiel zijn en slecht bestand zijn tegen digestie. Hierdoor wordt het allergeen snel afgebroken in het lichaam en blijven de klachten doorgaans beperkt tot de mond- en keelholte. Om die reden worden verwerkte of verhitte producten, zoals gekookte groenten of verhitte fruit (zoals appelmoes), meestal goed verdragen terwijl rauwe producten wel klachten geven.
Vaak hoor ik de aanname dat paraberksyndroom klachten altijd mild van aard zijn: wat hooikoorts en jeuk in de mond, meer niet. Maar de symptomen kunnen wel degelijk zeer ernstig zijn. In 5 tot 20% van de patiënten komen ernstige klachten voor, zoals bijvoorbeeld stridor en benauwdheid. Uit een onderzoek in ons ziekenhuis zagen we bijvoorbeeld dat patiënten die een hazelnootallergie hebben in het kader van een paraberksyndroom – met andere woorden, patiënten die uitsluitend Cor a 1 herkennen en geen andere hazelnootallergenen – in ongeveer 8% van de gevallen ernstige klachten kregen na een provocatie met geroosterde hazelnoten, en in 20% van de gevallen na een provocatie met rauwe hazelnoot. Ook bij andere voedingsmiddelen kunnen soms ernstige klachten optreden in het kader van paraberksyndroom.
De impact van het paraberksyndroom op de kwaliteit van leven is groter dan gedacht. Hoewel de voedselallergie bij patiënten met een paraberksyndroom doorgaans milder is, blijkt de voedsel gerelateerde kwaliteit van leven – gemeten met de food allergy quality of life questionnaire (FAQLQ) – min of meer vergelijkbaar met die van patiënten met niet-berkenpollen gerelateerde voedselallergieën. Dit zou kunnen komen omdat patiënten met een paraberksyndroom vaak allergisch zijn voor veel voedingsmiddelen. Gemiddeld is er een allergie voor ongeveer acht voedingsmiddelen, oplopend tot soms tot wel dertig voedingsmiddelen. Daarnaast behoren de voedingsmiddelen waar patiënten allergisch voor zijn zoals fruit, groenten, noten en peulvruchten, vaak tot de Schijf van Vijf. Het is voor patiënten vervelend als ze deze gezonde, verse en onbewerkte voedingsmiddelen niet kunnen eten.
Er bestaat momenteel geen behandeling voor het paraberksyndroom. In het UMCU zijn we gestart met een klinische studie om te onderzoeken in hoeverre berkenpollen immunotherapie ook werkt op de voedselallergie bij het paraberksyndroom. Dit is nu nog onduidelijk. Sommige studies laten een positief effect zien, terwijl andere studies geen effect aantonen. Ons onderzoek gaat hierover hopelijk meer duidelijkheid geven.