Column

Allergie voor huisdieren: contact vermijden met allergenen is de beste oplossing, hoe lastig dat ook is

  • Dr. Hans de Groot
    Dr. Hans de Groot

    Allergoloog

Ik ben opgeleid in Amsterdam. Mijn promotieonderzoek uit 1990 over allergie voor katten en honden richtte zich op de vraag wat de “major” allergenen bij deze huisdieren zijn en waar ze zich bevinden.

Tegenwoordig weten we dat alle huisdieren soort-specifieke allergenen hebben. Secretoglobine Fel d 1 is het belangrijkste kattenallergeen, een eiwit dat voornamelijk wordt uitgescheiden via de talgklieren en is te vinden op de huid en vacht van een kat. De functie van dit evolutionair zeer oude eiwit bij katten is onbekend, maar het veroorzaakt bij gevoelige mensen een IgE-gemedieerde reactie.

Bij honden is het Canis familiaris allergeen 1, Can f 1, het belangrijkste allergeen, een lipocaline-eiwit geproduceerd in het tongepitheelweefsel dat in hoge concentraties aanwezig is op hondenhaar en in huidschilfers.

Alle katten en alle honden produceren deze allergenen. Als ze deze niet produceren, dan zijn het geen katten of honden. Ook een zogenaamde hypoallergene kat, zoals de naakte Sfinxkat, verspreiden via hun huid het Fel d 1 allergeen.

Blootstelling aan huisdierallergenen is bijna niet te vermijden, zeker niet aan die van katten en honden. Nederland kent een zeer hoge dichtheid van katten en honden. Honden en kattenallergenen komen niet alleen voor in de huizen van honden- en kattenbezitters. Via kleding, schoeisel en jassen worden de allergenen overal ‘neergelegd’, zoals in schoolgebouwen, klaslokalen en kantoren, en verspreiden zich op deze manier naar plekken waar katten en honden zelf nooit komen. In minstens negentig procent van de woningen in Nederland zijn honden- en kattenallergenen te vinden, terwijl slechts in veertig procent van de woningen ook honden en katten leven.

De acute klachten van honden- en kattenallergie zijn niezen, jeuk in neus en ogen, een loopneus en kortademigheid met piepen. Na een paar uur ontstaat er vaak ook een allergische ontsteking in het slijmvlies van de neus, het bindvlies van het oog en rond de luchtwegen. Klachten van een verstopte neus, slecht slapen en astma kunnen dan op de voorgrond staan.

Wat is er aan dierenallergie te doen? De meest effectieve behandeling van dierenallergie is het vermijden van blootstelling aan allergenen. Maar dit is voor veel mensen niet altijd mogelijk of wenselijk.

Voor mensen met honden of katten in huis is het advies: blijf uit de buurt van het huisdier, maak zo weinig mogelijk direct contact. Saneer de vertrekken waar de hond of kat niet komt. In het uiterste geval is de oplossing het wegdoen van de huisdieren en het grondig saneren van het huis.  Bij de keuze van een huisdier kan overwogen worden om een knaagdier te nemen in plaats van een hond of kat. Knaagdieren hebben een kortere levensduur en hun allergenen verspreiden zich niet door de lucht, zoals de allergenen van honden en katten, maar vooral via de urine. Een kooi van een knaagdier kan gemakkelijk worden verplaatst naar een andere plek.

Symptomen kunnen worden onderdrukt met antihistaminica en corticosteroïden, in de vorm van een neusspray bij neusklachten en met pufjes bij astmaklachten.

Immunotherapie voor kattenallergie kan effect hebben voor mensen die zelf geen katten hebben, maar wel regelmatig in woningen komen waar katten zijn, zoals mensen die in de thuiszorg werken. Desensibilisatie kan een geringe blootstelling aan kattenallergenen opvangen, maar zal niet effectief zijn bij chronische blootstelling zoals het zelf hebben van een kat.

Er bestaat geen immunotherapie voor honden-, knaagdieren- of paardenallergie.

Paarden zijn heel sterk allergeen. Mensen die allergisch zijn voor paarden kunnen bij blootstelling aan paardenallergenen in een anafylactische shock raken. Dat is ook de reden dat immunotherapie niet werkt tegen paardenallergie. Als iemand eenmaal antistoffen tegen paardenallergenen heeft aangemaakt, kan de allergie niet meer worden behandeld, want de nodige allergeen-dosering voor het bereiken van tolerantie zou een fatale anafylactische reactie kunnen veroorzaken.

Er worden de laatste decennia veel zogenaamde hypoallergene honden- en kattenrassen gekweekt. En er wordt kattenvoer verkocht waarin antistoffen tegen allergenen zitten, waardoor katten veertig tot zestig procent minder allergenen zouden uitscheiden (of het echt werkt is onbekend). Het is zeer de vraag of het aanschaffen van hypoallergene dieren of het voeren met anti-allergene voeding enig effect zal hebben op het terugdringen van allergische klachten. Het maakt in de praktijk namelijk niet zo veel uit of iemand dertig of tachtig procent van allergenen binnenkrijgt. Bovendien is de kwaliteit van leven van bijvoorbeeld naaktkatten ten opzichte van hun soortgenoten die wel een vacht hebben zo ernstig aangetast dat er tegenwoordig een fokverbod is op verschillende hypoallergene rassen.